maandag 17 november 2008

Miserie...miserie...

Iedereen heeft ze wel eens... die dagen dat niets goed lijkt te gaan. Blijkbaar heb ik momenteel zo'n periode.
Drie weken geleden wilde ik gaan werken 's morgens vroeg en mijn lichaam zei :"foert". Ik verging van de pijn in de rug en ik wist dat die venijnige hernia weer de kop had opgestoken. De huisdokter schreef me wat pilletjes, gaf me een spuit en een briefje om een weekje thuis te blijven. Op vrijdag kon ik echter nog steeds bijna niet bewegen zonder pijnscheut en wilde terug naar de dokter maar die bleek een paar dagjes weg. Ik heb op de tanden gebeten tot de maandag maar toen liet ik hem terug komen. "Oesje madammeke, t is precies erger dan ik dacht.." Hop nog 2 weken in één keer erbij.
Ik heb me nooit eenzamer en zieliger gevoeld dan in die drie weken!
De pillen die ik kreeg waren blijkbaar zo sterk dat ik telkens een half uur nadat ik ze had genomen in slaap viel. De weken zijn dus voorbij gegaan in een soort roes waar ik af en toe voor een paar uurtjes uit ontwaakte. Ik kroop dan letterlijk even achter mijn PC, kussens in mijn rug, om via dit medium contact met de buitenwereld te houden.
Vorige week donderdag kwam er eindelijk wat beterschap en ik nam me voor, ook al moest ik kruipen, vandaag maandag terug te gaan werken.
Op vrijdagavond waagde ik een stapje in de wereld en het deed goed om eindelijk weer eens onder de mensen te zijn.
Zaterdagavond ging mijn jongste zoon op stap en zondagmorgen belde hij me met de melding dat zijn jas, met portefeuille en huissleutels, was gestolen. Ik ging hem bij zijn vriend, waar hij was blijven overnachten, ophalen. Hij stond rillend in zijn hemdje op mij te wachten.
Buiten het geren om alles te laten vervangen: bankkaart, SIS-kaart, identiteitskaart, sleutels, jas, enz... moet ik nu ook de binnendeuren afsluiten want tja... diegene die de jas heeft, kent ook het adres en heeft de sleutels...
Miserie..miserie... dacht ik... maar ik besef dat wat ik nu onderging infeite een peulschil is tegenover mensen die voortdurend pijn hebben of bedlegerig zijn, een arm of been moeten missen, of doof of blind zijn... mensen die honger hebben en niet weten hoe ze hun kinderen kunnen voeden... mensen die in oorlogsgebieden leven... enzovoort enzoverder...
Wie ben ik dan, dat ik durf te klagen? Als ik recht sta loop ik even met mijn neus tegen mijn knieen en met mijn kont achteruit maar ik tracht er de komische kant van te zien. Wat gestolen is kan vervangen worden...
Moraal van dit verhaal:
Ieder mens ziet enkel zijn eigen "miserie" en soms is het eens goed om rond ons te kijken en te zeggen "feitelijk, in feite, in de fond... heb ik het zo slecht nog niet"!